Rina Steenkamp - Privacy en technologie

Mijn geannoteerde Wbp

Hoofdstuk 8. Rechtsbescherming

Artikel 49 [Schadevergoeding]

Artikel 49

  1. Indien iemand schade lijdt doordat ten opzichte van hem in strijd wordt gehandeld met de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften zijn de volgende leden van toepassing, onverminderd de aanspraken op grond van andere wettelijke regels.
  2. Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding.
  3. De verantwoordelijke is aansprakelijk voor de schade of het nadeel, voortvloeiende uit het niet-nakomen van de in het eerste lid bedoelde voorschriften. De bewerker is aansprakelijk voor die schade of dat nadeel, voor zover ontstaan door zijn werkzaamheid.
  4. De verantwoordelijke of de bewerker kan geheel of gedeeltelijk worden ontheven van deze aansprakelijkheid, indien hij bewijst dat de schade hem niet kan worden toegerekend.

Richtlijn 95/46/EG

Artikel 23

Aansprakelijkheid

1. De Lid-Staten bepalen dat een ieder die schade heeft geleden ten gevolge van een onrechtmatige verwerking of van enige andere daad die onverenigbaar is met de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen het recht heeft van de voor de verwerking verantwoordelijke vergoeding van de geleden schade te verkrijgen.

2. De voor de verwerking verantwoordelijke kan geheel of gedeeltelijk worden ontheven van deze aansprakelijkheid, indien hij bewijst dat de schade hem niet kan worden toegerekend.

Artikel 24

Sancties

De Lid-Staten nemen passende maatregelen om de onverkorte toepassing van de bepalingen van deze richtlijn te garanderen en stellen met name de sancties vast die gelden bij inbreuk op de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde bepalingen.

Memorie van Toelichting

Artikel 49 en 50

In deze artikelen zijn grote delen van de artikelen 9 en 10 WPR overgenomen. Deze artikelen bevatten dwingend recht en afwijkende bepalingen in overeenkomsten zijn nietig. Op twee punten verschillen de bepalingen van de huidige WPR: de aanpassing van de risicoaansprakelijkheid en de schrapping van de bepaling inzake het collectief actierecht.
In de eerste plaats is de vergaande vorm van risico-aansprakelijkheid die besloten lag in artikel 9, eerste lid, WPR, in overeenstemming met de richtlijn afgezwakt. De bewijslast dat de schade niet aan de verantwoordelijke kan worden toegerekend rust evenwel op de schouders van de laatste. Op dit punt betekent de implementatie van de richtlijn theoretisch een verzwakking van de rechten van de burger. Uit de in het algemeen deel genoemde evaluaties blijkt echter dat de risico-aansprakelijkheid van artikel 9, eerste lid, WPR in de praktijk nauwelijks een rol gespeeld heeft. Krachtens de voorgestelde regeling kan in de eerste plaats de verantwoordelijke worden aangesproken. Vanzelfsprekend is alleen aansprakelijk de verantwoordelijke voor de verwerking met betrekking waartoe in strijd is gehandeld met de wettelijke voorschriften. De bepaling impliceert voorts dat ook indien er een bewerker is die gegevens verwerkt ten behoeve van een verantwoordelijke, ook steeds die verantwoordelijke daarvoor aansprakelijk is. De verwerking blijft immers altijd onder de verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke plaatsvinden. Dit laat onverlet dat hij mogelijk een regresrecht heeft op de bewerker. Daarnaast is de bewerker ook zelfstandig aansprakelijk voor zijn aandeel in de schade.
Het is aannemelijk dat in geval van schade de jurisprudentie aansluiting zal zoeken bij artikel 6:75 BW dat bepaalt dat een tekortkoming de verantwoordelijke niet kan worden toegerekend indien zij niet te wijten is aan zijn schuld, noch krachtens de wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Het is evenwel mogelijk dat de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie dwingt tot een afwijkende interpretatie van deze bepaling. Gegeven deze laatste mogelijkheid is deze afzonderlijke regeling opgenomen ter implementatie van de richtlijn.
Het tweede punt waarop het wetsvoorstel verschilt van de WPR betreft het collectief actierecht. In artikel 10, tweede lid, WPR is hieromtrent een afzonderlijke bepaling opgenomen. Thans dient deze als overbodig te worden beschouwd, omdat hiervoor recentelijk algemene wettelijke voorzieningen zijn getroffen. Voor het bestuursrecht betreft dit artikel 1:2, derde lid, Awb, voor het privaatrecht zij verwezen naar artikel 3:305a BW. Aan een afzonderlijke bepaling in de WBP bestaat derhalve geen behoefte meer.

[MvT, pagina 176-177]